In de waterpartijen, nabij de natuurvriendelijke oevers en de lagere bosschages kunt u
misschien de zeer donkere Aalscholver waarnemen. De aalscholver jaagt onder water op vis
en gaat later op een tak zitten met zijn vleugels gespreid om zo snel mogelijk weer op
te drogen, omdat hij geen vetklieren heeft. Vroeger waren deze vogels bij de jachtwet
ingedeeld, omdat hij als schadelijk voor de visserij werd beschouwd. Veel aalscholvers
hebben aldus de dood gevonden. Nu gaat het wat beter met de aalscholvers.
Reuzenberenklauw of Perzische berenklauw komt uit Azië. Het is een prachtige soms meer dan drie meter hoge plant met witte bloemschermen. De Reuzenberenklauw wordt vaak bestreden omdat aanraking van de bladeren in de volle zon nare blaren op de huid kan veroorzaken. Het bos achter de natuurvriendelijke oevers, dat nu in de 'stakenfase' (met rechtopgaande boomgroei) verkeert, zal worden uitgedund ten gunste van vroege bosbodembloeiers als Bosanemoon (in Rotterdam stinzeplant), Daslook, Sneeuwklokje en Speenkruid (alledrie stinzeplanten). Deze planten kunnen bloeien zolang het bladerdek van de bomen nog open is. Stinzeplanten zijn in vroeger tijd aangeplante uitheemse planten, die in de loop der tijd verwilderd en min of meer ingeburgerd zijn. |
hoogopgaand gras (9) (hier wordt 2x per jaar gemaaid), dat ook een functie heeft bij het vlinderbeheer, zowel voor overwintering als voor de voortplanting. In het park reeds waargenomen vlinders zijn: Klein koolwitje, Klein geaderd witje, Atalanta, Kleine vos, Argusvlinder en een Blauwtjessoort. De drie eerst genoemde vlinders zijn typische stadsvlinders. Vlinders gaan vliegen als hun lichaamstemperatuur boven de 30° C. komt. De rupsen van het Blauwtje gedijen goed op Klimop en Hulst. Tussen en in de hogere bomen van het park kunt u spechten, ook wel de timmerlieden van het bos genoemd, ontwaren. De Grote bonte specht ziet men regelmatig in de bomen en als u geluk heeft hoort u ze roffelen. De Groene specht zit dikwijls op de grond tussen de bomen, maar ook net op of naast de onbestrate paden. In 2001 is er een broedende Groene specht waargenomen. |
In de grasstrook bij de Moerascypressen kunt u al vroeg in het jaar de overbekende Paardenbloem vinden.
De
Trompetboom (13) dankt zijn naam aan de vorm van de bloemen. Hij heeft een enorm blad, een fraaie
brede kroon en grote bloemen. Het is belangrijk dat de boom op een zonnige plek, beschermd tegen de wind,
staat. Vanaf eind mei ontluiken de lichtgroene bladeren, die vroeg in oktober weer, zonder herfstkleur,
afvallen. In juli bloeit hij met schitterende witte bloemen in trossen. Na een warme zomer worden lange
vruchtpeulen gevormd, die de hele winter aan de kale boom blijven hangen.
De Gewone plataan (14) wordt vaak in steden of parken aangeplant. De bebladerde kroon laat veel licht door, zodat er een aangename schaduw onder de platanen valt. De meest opvallende eigenschap is de schors, die in stukken loskomt van de stam. De bast is eerst bleekgeel en later groen. In het gras onder de platanen kunt u weer Kruipende boterbloem zien. Wat vroeger in het voorjaar groeit hier ook de paars bloeiende Pinksterbloem. In het gehele park kunt u 3e Turkse tortel, een duivensoort, zien vliegen en broeden. De eerste officiële waarneming van de Turkse tortel werd gedaan op 18 september 1950 te Musselkanaal. Sedertdien heeft de vogel zich al snel over het hele land verspreid en broedt zij in alle provincies. |
||||
Op de overgangen tussen het meer open terrein (gras en water) en het meer beboste deel kunt u
Halsbandparkieten horen kwinkeleren. Deze parkietensoort is afkomstig uit India en delen van
Centraal-Afrika, waar zij in zwermen leven. Ontsnapte exemplaren hebben zich deels vanwege de
zachtere winters (door acclimatisering) en deels door bijvoedering van mensen (wat nog steeds
gebeurt) kunnen handhaven.
In de smalle natuurvriendelijke oever bij de middelste waterpartij (10) staat Smeerwortel te
bloeien met paarse of witte bloemen. Deze plant heeft ruw aanvoelende bladeren. Smeerwortel
is een waardplant voor bladhaantjes,
snuitkevers en
galmuggen.
De
Rode paardekastanje (11) geeft rode bloemen. Als de bloemen in mei ontluiken lijkt het
alsof de kroon met kaarsen is bedekt. Het gonst er van de hommels en de bijen.
|
De Moerascypres (12) heeft zijn oorsprong in de warme moerassen van het zuidoosten van de Verenigde Staten. Hij kan wel 40 meter hoog worden. Op plaatsen waar hij met de wortels in het water groeit vormt hij boven de grond opvallende ademwortels, die op houten knieën lijken. Het naaldvormige blad is zacht en in de zomer grasgroen. De (Amerikaanse) Moerascypres is herkenbaar aan de verspreid staande naalden. (De Chinese moerascypres heeft tegenoverstaande naalden). Voordat het blad in de herfst afvalt verkleurt het oogverblindend geel met oranje tot dieprood. |